QA Spijsverteringskanaal en metabolisme > QA07 Antidiarrhoica, anti-inflammatoire middelen en anti-infectiva > QA07D Antipropulsiva, motiliteitsremmers

QA07D Antipropulsiva, motiliteitsremmers
Bij diarree is er veelal sprake van een combinatie van versnelde passage en een verstoorde absorptie/ secretie op darmniveau. Bij de behandeling dient men een duidelijk onderscheid tussen een causale en een symptomatische therapie te maken. Bijna altijd dient er, vóór het toepassen van antidiarrhoica, een rehydratietherapie ingezet te worden. Alleen van loperamide is een positief effect op de symptomen van diarree aangetoond. Antibiotica zijn in de meeste gevallen niet geïndiceerd bij diarree en hun toepassing zou beperkt moeten blijven om verergering door dysbacteriose te voorkomen.

Typische remmers van de darmmotiliteit zijn de opiaten die als agonisten van enterale OP3-opioïdreceptoren tijdelijk oraal ter behandeling van hyperperistaltiek toegediend kunnen worden. In de diergeneeskunde wordt met name loperamide gebruikt. Loperamide is een stof die is afgeleid van opiaten en heeft een hoge affiniteit tot OP3-receptoren in de darmwand en remt de darmmotiliteit. Deze werking is tevens verbonden met een toename van de netto terugresorptie van water (antisecretoire werking). Loperamide kan de bloed-hersen-barrière (BHB) bij gezonde dieren niet passeren, waardoor geen centrale dempende effecten worden waargenomen. Bij bepaalde hondenrassen zoals Collies, Bobtails en Shelties kunnen echter mutaties van het transportproteïne PgP tot een functieverlies van de bloed-hersen-barrière leiden waardoor een overgevoeligheid voor loperamide (en tevens ivermectine) ontstaat en duidelijk centraal-nerveuze verschijnselen (sufheid, ademdepressie) optreden. 
 
In geval van een enterotoxine-diarree is de toediening van motiliteitsremmende middelen doorgaans niet gewenst, omdat hierdoor de tijd voor de toxinevorming verlengd wordt.

Voor alle producten in deze klasse, klik hier.