QV Varia > QV06 Dieetvoeders

Onder een veterinair dieet wordt een voeding verstaan die is aangepast aan het ziektebeeld van het dier. Een dieet kan worden voorgeschreven nadat een diagnose is gesteld. Het gekozen dieet fungeert dan als therapie of als ondersteuning van de therapie van de gediagnosticeerde afwijking. Dientengevolge dienen veterinaire diëten bij voorkeur door dierenartsen te worden verstrekt (alhoewel in de meeste gevallen geen kanalisatiestatus is voorgeschreven).
Begeleiding van een patiënt waaraan een dieet wordt verstrekt is zeer belangrijk. In het geval er bij het betreffende dieet sprake is van een contra-indicatie is begeleiding zelfs noodzakelijk.
Een veterinair dieet mag bij het dier waaraan het verstrekt wordt geen deficiëntie veroorzaken. Ook veterinaire diëten zijn derhalve 'complete' of 'volledige' voeders. Indien dit niet het geval is, dienen diëten slechts gedurende een beperkte periode te worden verstrekt. Een aantal belangrijke kenmerken volgt hierna. Tussen haakjes staan mogelijke indicaties van veterinaire diëten vermeld.

Indicaties:
Aandoeningen waarbij dieetvoeders een rol kunnen spelen in de behandeling zijn: diarree, braken, urolithiasis, voedingsintolerantie, diabetes mellitus, hartinsufficiëntie, leververvetting, nierinsufficiëntie, exocriene pancreasinsufficiëntie, colitis, obesitas, verzwakking en leverziekte.

Energie
Belangrijkste kenmerken:
gehalte verhoogd (herstelfase, slechte eetlust); gehalte verlaagd (obesitas).

Eiwit
Belangrijkste kenmerken:
- eiwitgehalte verlaagd (nier- en leveraandoeningen); het eiwitgehalte kan in verschillende gradaties verlaagd zijn, omdat nieraandoeningen in verschillende gradaties voorkomen.
- eiwitgehalte verhoogd (herstelfase aansluitend aan een ernstige ziekte);
- speciale hoogwaardige eiwitten (nieraandoeningen)
- bron veranderd (allergiediëten).

Mineralen
Belangrijkste kenmerken:
- mineralengehalte verlaagd (urolithiasis, nieraandoeningen)
- mineralengehalte verhoogd

Niet alle mineralen zullen in dezelfde mate verhoogd of verlaagd zijn. Afhankelijk van de aandoening kan de behoefte aan het ene mineraal wel veranderd zijn en aan het andere niet. De belangrijkste mineralen zijn: magnesium, fosfor en natrium. Bij urolithiasis zullen magnesium en fosfor verlaagd moeten zijn, bij nieraandoeningen fosfor en natrium. Bij hartaandoeningen wordt een natriumgereduceerd dieet aanbevolen.

Vitaminen
Belangrijkste kenmerken:
- B-complex verhoogd (nieraandoeningen).

Voedingsvezel
Belangrijkste kenmerken:
- gehalte verhoogd (colitis, diabetes mellitus)
- gehalte verlaagd (maagdarmaandoeningen, exocriene pancreasinsufficiëntie).

Vet
Belangrijkste kenmerken:
vetgehalte verlaagd (obesitas, exocriene pancreasinsufficiëntie).

Urine pH
Belangrijkste kenmerken:
alkalisch (uraat- en cystineblaasstenen);
zuur (struvietblaasstenen)
Voor de verlaging van de pH van de urine zijn speciaal enkele "urineverzuurders" verkrijgbaar.

In de dierenartsenpraktijk wordt verder in toenemende mate gebruik gemaakt van stoffen, die óf de bacteriële flora in het maagdarmkanaal bevorderen (prebiotica) óf micro-organismen bevatten die tot een beter evenwicht in de darmflora leiden (probiotica) en op deze manier pathogenen terugdringen (principe van competitive exclusion in de Salmonella vrijwaring). Voor deze producten bestaan EU registratieprocedures, die onder de veevoederwetgeving terug te vinden zijn. In deze richtlijnen zijn de registratievoorwaarden (effectiviteit, veiligheid) samengevat en de beoordelingsprocedure wordt toegelicht. Zie voor probiotica ook QA07F, micro-organismen voor darmflora/darmfunctie.

Een volledig overzicht over specifieke producten die als diervoeders en/of dieetproducten worden aangeboden wordt hier overigens niet gegeven (voor informatie zie productbeschrijvingen en voedingswijzers).

Voor alle producten m.b.t. dit hoofdstuk, klik hier.
QV06A Diëten voor de behandeling van obesitas
QV06B Eiwitsupplementen
QV06C Formuleringen voor neonaten
QV06D Overige dieetvoeders