QR Respiratiesysteem > QR03 Middelen voor obstructieve luchtwegaandoeningen

De term CARA (Chronische Aspecifieke Respiratoire Aandoeningen) werd in Nederland gebruikt als verzamelnaam voor een aantal ziektebeelden zoals astma, chronische bronchitis en emfyseem. Tegenwoordig worden longaandoeningen in twee groepen verdeeld:
- acute (bacteriële en virale) longaandoeningen;
- RAO (recurrent airway obstruction) waarbij gelijkenissen bestaan met astma bronchiale en COPD bij de mens.
Belangrijke factoren in de pathogenese van chronische ontstekingen zijn onder meer irritatie door stof en schimmelsporen in paardenstallen of NH3 in varkens- en pluimveestallen.
De therapie is gericht op:
- het verminderen van de ademnood;
- het voorkómen van morfologische longveranderingen;
- het bestrijden van de infectieuze component;
- het onder controle brengen van de ontstekingsreactie.
Causaal is het elimineren van irriterende factoren in de inademingslucht van belang.

Bronchospasmolytica: Bij bronchitis en RAO bestaat er een hyperreactiviteit van de bronchiaalspieren voor onder meer histamine, acetylcholine, platelet activating factor (PAF), leukotriënen (LTC4, LTD4) en prostaglandinen (PGF2alfa). Hieruit volgt dat antihistaminica (H1-receptorblokkers), parasympathicolytica (zoals ipratropium en tiotropium), adrenergica alsmede ontstekingsremmers (glucocorticosteroïden en NSAIDs) als therapeutica toegediend kunnen worden.
Een vanuit diergeneeskundig oogpunt belangrijke groep zijn de beta2–adrenoceptor-agonisten, die een directe bronchodilatatoire werking hebben. Bèta2- adrenerge stoffen, zoals clenbuterol, kunnen oraal en parenteraal worden toegediend. Ze activeren selectief bèta2-receptoren en hebben een minimale affiniteit voor de bèta1-receptoren van het hart. Hierdoor is het risico op ongewenste bijwerkingen (zoals tachycardie en ritmestoornissen) laag. Bijwerkingen bij een hoge dosis zijn tachycardie, metabole acidose als gevolg van de glycogenolyse en de daarmee gepaard gaande melkzuur-vorming, lipolyse en spiertrillingen. Als alternatief wordt in sommige gevallen efedrine, een sympathicomimeticum dat affiniteit voor zowel alfa- als bèta-receptoren heeft, als broncholyticum toegepast. Na toediening van ephedrine treden echter vaak bijwerkingen op (tachycardie, rusteloosheid, mictiestoornissen).

Xanthinederivaten
Een derde groep middelen voor de behandeling van luchtwegaandoeningen zijn de xanthinederivaten, die eveneens een bronchodilaterend effect hebben, maar daarin minder effectief zijn dan de bèta2-adrenergica. Tot deze groep behoren theofylline (aminofylline is het ethyleendiaminezout van theofylline) en cafeïne. Xanthinederivaten passeren de bloed-hersen-barrière en hebben dan een stimulerend effect. Op het hart werken ze positief chronotroop en inotroop; in de nieren werken ze zwak diuretisch. Xanthinederivaten zijn niet veterinair geregistreerd.

Voor alle producten in deze klasse, klik hier.
 
QR03C Adrenerge middelen voor systemisch gebruik
QR03D Overige systemische middelen voor obstructieve luchtwegaandoeningen