QP Anti-parasitaire middelen > QP52 Anthelmintica > QP52A Anthelmintica tegen trematoden, nematoden en cestoden

QP52A Anthelmintica tegen trematoden, nematoden en cestoden

QP52AA Quinolonen en aanverwante stoffen
ISOCHINOLINEDERIVATEN
Tot deze groep behoren praziquantel en epsiprantel. De isochinolinederivaten zijn smal-spectrum anthelmintica met werkzaamheid tegen cestoden. Epsiprantel wordt oraal toegediend en wordt niet geabsorbeerd door de darmen, in tegenstelling tot praziquantel. Epsiprantel heeft geen registratie in Nederland. Praziquantel wordt in Nederland toegepast bij hond, kat, paard en bij bijzondere dieren (o.a. vogels).

Chemische en fysische eigenschappen:
Slecht oplosbaar in water.
 
Werking en werkingsspectrum:
Het precieze werkingsmechanisme is niet bekend. Mogelijke doelstructuren zijn de beta-subunits van de spanningsafhankelijke calciumkanalen en de adenosine receptoren waardoor een snelle instroom van calciumionen spiercontracties veroorzaakt en vacuolisatie en desintegratie van het tegument van de gevoelige helminthen. Het immuunsysteem van de gastheer draagt bij aan de effectiviteit van praziquantel.
 
Praziquantel werkt cesticide bij volwassen lintwormen en in beperktere mate larvale stadia van cestoden in de weefsels, de werkzaamheid tegen de blaaswormstadia (hydatide cysten) is echter niet volledig. Naast goede werkzaamheid tegen cestoden bestaat er ook een effectiviteit tegen trematoden (zoals Schistosoma-infecties bij het rund en de mens; echter niet tegen Fasciola spp.) in hogere doseringen (tot wel 100 mg/kg p.o., s.c. of i.m.). Nematoden zijn niet gevoelig.
 
Praziquantel is zeer effectief in de behandeling van infecties van honden en katten met Dipylidium caninum, Taenia taeniaeformis, Echinococcus multilocularis, Echinococcus granulosus, Joyeuxiella pasqualei (volwassen stadia, komt in Zuid-Europa voor bij de kat) en Joyeuxiella fuhrmanni (volwassen stadia, katten lintworm, komt in Europa niet voor). Bij paarden wordt praziquantel toegepast in de behandeling van infecties met Anoplocephala perfoliata, Anoplocephala magna en Paranoplocephala mamillana.
De voorgaande diersoorten en cestoden zijn opgenomen in de indicaties van in Nederland geregistreerde diergeneesmiddelen, echter vanuit farmacotherapeutisch perspectief kan praziquantel effectief ingezet worden in de behandeling van infecties met andere cestoden en bij andere diersoorten zoals bijvoorbeeld in rundvee en schapen bij infecties met Cysticercus bovis, Cysticercus ovis en Monieza spp..
 
Farmacokinetiek:
Na orale toediening wordt praziquantel vanuit het duodenum snel en goed geresorbeerd waarbij de maximale bloedspiegels binnen 2,5 uur (hond) worden bereikt. De halfwaardetijd in de hond is ongeveer 3 uur. Na topicale spot-on applicatie van combinatiepreparaten voor katten werden piekplasmaconcentraties gevonden na 6-19 uur en bedroeg de halfwaardetijd ca. 4 dagen. Praziquantel penetreert zeer goed in de weefsels (inclusief CNS); in de lever wordt het in sterke mate gehydroxyleerd (door o.m. CYP3A). Van de toegediende dosis wordt 60-80% met de urine uitgescheiden in de vorm van metabolieten. Excretie vindt ook plaats met de gal en met het darmsecreet (ook in werkzame vorm).
 
Dosering:
Bij de behandeling van echinococcose is praziquantel middel van eerste keuze zowel vanwege de effectiviteit als de veiligheid. Indien een formulering beschikbaar is, kan praziquantel parenteraal toegediend worden (5-10 mg/kg i.m. of s.c. bij kat of hond). Op de injectieplaats treedt enige locale irritatie op.  
 
Bij de hond en de kat wordt praziquantel geadviseerd in een eenmalige orale dosering van 5 mg/kg. Voor de kat zijn ook spot-on formuleringen beschikbaar met een adviesdosis van 10 of 12-60 mg/kg. Bij het paard wordt praziquantel gegeven in een orale dosering van 1 tot 2,5 mg/kg.
Praziquantel is beschikbaar als monopreparaat of combinatiepreparaat voor honden en katten. Combinatiepreparaten zijn beschikbaar voor gemengde infestaties met cestoden, nematoden, acanthocephala (haakwormen) en ectoparasieten. Ook voor het paard zijn combinatieprepaten beschikbaar welke naast praziquantel ook ivermectine of moxidectine bevatten.
 
Toxiciteit:
Zowel praziquantel als epsiprantel hebben een ruime therapeutische index (40-90); praziquantel kan daarom ook worden toegepast bij drachtige dieren (geen terratogene of embryotoxische effecten). Doseringen hoger dan 50 mg/kg kunnen braken induceren.
 
Contra-indicaties
Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de activiteit van cytochroom P-450 enzymen verhogen (bv. dexamethasone, fenobarbital) kunnen de plasmaspiegels van praziquantel verlaagd worden.

QP52AB Organofosfaten
Tot deze groep behoren onder meer trichloorfon, dichloorvos en haloxon. Deze stoffen zijn in Nederland niet meer geregistreerd als anthelminticum. In principe zijn nematoden gevoelig, maar wel met grote verschillen in klinische effectiviteit tussen de stoffen en de genera. De toedieningsroute voor gebruik als anthelminticum is Per Os. Deze stoffen hebben een zeer beperkte therapeutische breedte en acute intoxicaties met neurologische verschijnselen kunnen optreden. Ze worden besproken onder de anti-ectoparasitica.

QP52AC Benzimidazolen en aanverwante stoffen
Eén van de belangrijkste groepen anthelmintica is die van de benzimidazolen. De benzimidazolen zijn onder te verdelen in de breedspectrum benzimidazolen en de smalspectrum benzimidazolen (o.a. triclabendazol). De probenzimidazolen zijn inactieve prodrugs (febantel, thiofanaat en netobimine) welke in het lichaam worden omgezet in werkzame moleculen. De benzimidazolen worden veel toegepast vanwege de gunstige eigenschappen: het werkingsspectrum, de effectiviteit tegen onvolwassen stadia en de veiligheid voor het dier.

Chemische en fysische eigenschappen:
Benzimidazolen zijn wit kristallijne poeders met een relatief hoog smeltpunt; ze zijn slecht tot niet oplosbaar in water. Alleen netobimine (als zout) is goed oplosbaar in water.

Werking en werkingsspectrum:
Benzimidazolen binden in helminthen aan beta-tubulinen waardoor microtubuli desintegreren en de vormig van nieuwe cytoplasmatische microtubuli wordt geremd. De hierdoor veroorzaakte afwijkende celfunctie leidt na 15 tot 24 uur tot celdegeneratie in vooral de intestinae en het tegument van gevoelige helminten en tot de dood van de helminthen.
Het werkingsspectrum van de benzimidazolen omvat in principe alle nematoden (inclusief haakwormen), larvale stadia en eitjes (ovicide).
Triclabendazol is echter alleen goed werkzaam tegen Fasciola spp. (zowel juveniele en adulte botten).
Thiabendazol, het eerste benzimidazol dat op de markt kwam, heeft een matige potentie en wordt in het lichaam snel afgebroken waardoor de klinische effectiviteit beperkt wordt tot de maagdarmnematoden. Om deze redenen behoort thiabendazol dan ook tot de smalspectrum benzimidazolen. De breed-spectrum benzimidazolen zijn potenter, hebben een breder werkingsspectrum én hebben betere farmacokinetische eigenschappen.
De meeste breed-spectrum benzimidazolen hebben ook werkzaamheid  tegen cestoden (mebendazol, flubendazol, albendazol, fenbendazol en de pro-drug febantel, oxfendazol en luxabendazol) en sommige ook tegen trematoden in hogere dosering (zoals luxabendazol, oxfendazol, albendazol en de pro-drug netobimine).
 
De klinische effectiviteit varieert wel tussen de verschillende benzimidazolen ten opzichte van de verschillende helminthen en hun larvale stadia, en tussen de diersoorten. Dit laatste komt door diersoortverschillen in farmacokinetiek. De indicaties en geadviseerde doseringsregiems kunnen hierdoor variëren afhankelijk van doeldiersoort en wormsoort. Indien het gewenst is om ook migrerende larven te doden wordt bijvoorbeeld geadviseerd de therapieduur van benzimidazolen te verlengen. Oxfendazol is in een zesvoudige dosering (30 mg/kg) ook effectief gebleken in de behandeling van leverbotinfecties in schapen. En zo is fenbendazol niet effectief tegen infecties met Dipylidium caninum. De doseringsregimes tussen monogastrische diersoorten en herkauwers verschilt veelal vanwege een betere orale biologische beschikbaarheid van benzimidazolen in herkauwers.

Resistentie en resistentiemechanisme(n):
De resistentie is vooral gerelateerd aan mutaties in het beta-tubuline gen met een verminderde affiniteit van benzimidazolen tot gevolg. Verminderde expressie van beta-tubuline is ook als resistentie-mechanisme gevonden, evenals verhoogde uitscheiding door transporteiwitten.
Resistentie komt onder praktijkomstandigheden regelmatig voor bij schapen (Haemonchus contortus, Teladorsagia circumcincta, Trichostrongylus spp. en Cooperia spp.)
en betreft veelal resistentie tegen meerdere benzimidazolen. Resistentie tegen albendazol komt bij rundvee veel voor in Nieuw-Zeeland. Resistentie van Cyathostominae (kleine strongyliden) bij paarden tegen benzimidazolen komt in Nederland regelmatig voor. In Nederland is resistentie aangetoond van leverbot tegen triclabendazol. Vooral bij schapen, maar ook op bedrijven met runderen en schapen.

Farmacokinetiek:
De benzimidazolen worden oraal toegediend. Bij monogastrische species worden de benzimidazolen maar in beperkte mate vanuit het maagdarmkanaal geabsorbeerd in het bloed. Hogere doseringen kunnen daarom nodig zijn, bij honden en katten neemt de effectiviteit echter vooral toe bij herhaalde toediening. De absorptie wordt bevorderd door vetten in het voeder. Bij herkauwers en andere planteneters is de orale biologische beschikbaarheid van benzimidazolen beter door een lagere passagesnelheid in het maagdarmkanaal. Een verminderde voergift of vasten voor de toediening van benzimidazolen aan herkauwers verhoogd de biologische beschikbaarheid met circa 60-70%. De prodrug netobimine wordt in de voormagen omgezet in de werkzame stof albendazol.

Thiabendazol heeft een goede wateroplosbaarheid, wordt snel geabsorbeerd maar in het lichaam snel omgezet en uitgescheiden. De andere benzimidazolen zijn benzimidazol-carbamaten en zijn in waterig milieu matig tot slecht oplosbaar. De mate van wateroplosbaarheid van de benzimidazol-derivaten beïnvloedt de farmacokinetiek: snelheid en mate van gastro-intestinale absorptie, distributie, metabolisme en excretie. Flubendazol, mebendazol en oxibendazol worden langzaam geabsorbeerd en hebben daardoor een slechte orale biologische beschikbaarheid, wel toenemend in de genoemde volgorde, waardoor de klinische effectiviteit grotendeels beperkt wordt tot de volwassen en larvale stadia van gevoelige wormen in het maagdarmkanaal. Indien effectiviteit gewenst is bij infecties met bijvoorbeeld longworm (of tegen larvale stadia in weefsels) zullen andere doseringsregiems nodig zijn dan bij infecties met wormen in het maagdarmkanaal. De sulfor-benzimidazolen albendazol, fenbendazol en oxfendazol (=fenbendazole-sufoxide) hebben een bredere klinische inzetbaarheid ondanks een matige biologische beschikbaarheid, omdat ze in de lever worden omgezet in actieve metabolieten die langzaam worden uitgescheiden (ook in het maagdarmkanaal) en daardoor langer werkzaam zijn. De prodrug febantel heeft een goede orale biologische beschikbaarheid en wordt in de lever geactiveerd.

In de lever worden benzimidazolen in sterke mate gemetaboliseerd door demethylering, reductie (van bijvoorbeeld de ketongroep in mebendazol), hydroxylering (thiabendazol, albendazol, fenbendazoll) en sulfoxidering (albendazol, fenbendazol, triclabendazol). De sulfoxiden (albendazolsulfoxide = ricobendazol; fenbendazolsulfoxide = oxfendazol) zijn actieve metabolieten; de sulfonen gevormd uit sulfoxiden zijn niet meer werkzaam. Albendazolsulfoxide kan door de voormagenflora weer omgezet worden in albendazol.
De prodrug febantel wordt in de lever geactiveerd tot fenbendazol en oxfendazol, en de prodrug thiofanaat wordt geactiveerd tot lobendazol.
De plasma-eiwitbinding bedraagt voor de meeste benzimidazolen ±50% (bij triclabendazol aanzienlijk hoger). Het distributievolume van benzimidazolen is betrekkelijk groot (o.m. penetratie in CZS). De benzimidazolen en hun metabolieten worden in het maagdarmkanaal uitgescheiden (40-90% van de toegediende dosis). Tussen diersoorten bestaan verschillen in de biotransformatie van benzimidazolen. Zo verloopt de bio-activatie van thiofanaat bij het rund en de geit duidelijk beter dan bij het schaap (respectievelijk 57%, 52% en 34% van de toegediende dosis), wordt oxfendazol sneller omgezet en uitgescheiden in geiten dan in schapen en is de eliminatiehalfwaardetijd van albendazolsulfoxide (na toediening van netobimine) 14 uur bij het schaap en 5 uur bij het rund.
Bij lacterende dieren vindt ook in geringe mate uitscheiding plaats met de melk (gedurende 3-5 dagen).

Dosering:
De benzimidazolen worden oraal toegediend.
Afhankelijk van de indicatie, de diersoort en het type benzimidazolderivaat varieert het doseringsinterval en de aan te houden dosering.
 
De indicaties van de in Nederland geregistreerde producten met benzimidazolen (dd. 1 januari 2019) betreffen veelal intestinale stadia van nematoden (incl. haakwormen), cestoden en in voorkomende gevallen ook longwormen (fenbendazol, oxfendazol, flubendazol).
 
De effectiviteit (geïnhibeerde larvale stadia en infecties in weefsels elders in lichaam) kan verbeterd worden door het toepassen van hogere doseringen en het verlengen van de therapieduur.
Flubendazol is beschikbaar als premix, topdressing en suspensie (drinkwaterapplicatie) voor varken, kip en fazant. De aanbevolen dosis varieert tussen 1 en 5 mg/kg en de therapieduur van 1 tot 7 dagen. Flubendazol voor hond en kat wordt aanbevolen in een dosis van 22 mg/kg gedurende 2 dagen (spoel- en haakwormen) of 3 dagen (zweepwormen en lintwormen).
 
Mebendazol met als doeldier schaap heeft een doseringsadvies van15 mg/kg eenmalig (in combinatiepreparaat met closantel) en met als doeldieren hond en kat 2 dd 50 – 200 mg per dier gedurende 2 dagen of 5 dagen (indien ook infestaties met cestoden behandeld dienen te worden).
 
Oxibendazol (met niclosamide) wordt voor de hond en kat gedviseerd in een eenmalige dosis van 15 mg/kg met als indicaties infecties met spoelwormen, zweepwormen, haakwormen, (lintwormen/niclosamide).
 
Albendazol is niet in Nederland geregistreerd. Adviesdoseringen voor rund, schaap en geit zijn 5 – 10 mg/kg oraal en voor gebruik bij infectestaties met Fasciola hepatica is dit 7,5 tot 15 mg/kg.
Fenbendazol is beschikbaar voor de behandeling van honden en katten met maagdarmnematoden, haakwormen en cestoden (alleen Teania spp.): 50 mg/kg gedurende 3 dagen of voor de kat ook 75 mg/kg gedurende 2 dagen. Fenbendazol is ook beschikbaar voor de behandeling van maagdarmworminfecties bij dierentuindieren, duiven, kooi- en siervogels. Fenbendazol wordt gebruikt bij varkens in de behandeling van infecties met Hyostrongylus rubidus (rode maagworm), Oesophagostomum spp. (knobbelwormen), Ascaris suum (varkensspoelworm), Trichuris suis (zweepworm) en Metastrongylus apri (longworm) in een dosering van 5 mg/kg eenmalig volgens bijsluiter of 2,5 mg/kg/dag gedurende 2-3.
Voor gebruik bij kippen wordt fenbendazol geadviseerd in een dosering van 1 tot 2 mg/kg per dag gedurende 5 dagen door drinkwater (volwassen maagdarmnematoden: Heterakis gallinarum, Ascaridia galli). Hogere doseringen worden elders geadviseerd: 10-50 mg/kg/dag gedurende 5 dagen (Capillaria spp.) of 15-25 mg/kg gedurende 3 dagen of 10-50 mg/kg 2 maal met tussentijd van 10 dagen (Ascariden).
Fenbendazol wordt gebruikt bij herkauwers met indicaties maagdarm nematoden en longwormen. Voor runderen is een intraruminale bolus beschikbaar en voor schapen een orale toediening met een adviesdosering van 5 mg/kg eenmalig. Deze laatste zou ook bij geiten gebruikt kunnen worden. Indien werkzaamheid tegen Fasciola hepatica gewenst is, varieren de adviesdoseringen van 15-30 mg/kg gedurende 5 of 6 dagen. Voor de toepassing bij paarden met maagdarmnematoden wordt 7,5 mg/kg gedurende 5 dagen geadviseerd volgens bijsluiter. Hoewel fenbendazol ook werkzaamheid heeft tegen Monieza spp. in iets hogere doseringen, is oxfendazol hiervoor in Nederland toegelaten. Oxfendazol (de sulfoxide-metaboliet van fenbendazol) kan toegepast worden voor dezelfde indicaties als fenbendazol. De doseringen voor het rund en schaap zijn respectievelijk 4,5 mg/kg en 5 mg/kg oraal. Voor het rund is ook intraruminale bolus beschikbaar. Voor de behandeling van maagdarmnematoden en cestoden bij honden is de adviesdosering volgens bijsluiter 10 mg/kg gedurende 3 opeenvolgende dagen. Oxfendazol heeft ook effectiviteit tegen leverbot bij het varken (30 mg/kg eenmalig off-label).

De prodrug febantel (wordt omgezet in fenbendazol en oxfendazol) wordt bij schaap en rund geadviseerd in een dosering van 5 tot 10 mg/kg per os. Febantel is beschikbaar voor duiven als mono-preparaat met de indicaties spoelworm en haarworm waarvoor een adviesdosering geldt van 30 mg/kg na 8 dagen te herhalen.
Febantel voor puppies in combinatie met pyrantelemboaat is verkrijgbaar in Nederland en voor honden in combinatie met praziquantel en pyrantelembonaat waarbij de dosis 15 mg/kg febantel eenmalig is met de indicatie infectie met spoelwormen, haakwormen, zweepwormen en lintwormen.

Toxiciteit:
De benzimidazolen zijn zeer veilig in het gebruik waarbij de selectieve toxiciteit verklaard wordt door verschillen in affiniteit van benzimidazolen met beta-tubulinen tussen de helminthen en zoogdieren. De therapeutische index varieert tussen de benzimidazolen van circa 7,5 tot meer dan 100 keer de aanbevolen dosering. Het is echter bekend dat benzimidazolen embryotoxische en teratogene effecten kunnen hebben. De meeste geregistreerde benzimidazolen kunnen in de aanbevolen dosering veilig gebruikt worden bij drachtige en lacterende dieren. Het gebruik van oxibendazol bij drachtige of lacterende dieren wordt afgeraden. Bij toepassing van flubendazol en fenbendazol wordt geadviseerd bij het begin van de dracht terughoudendheid te zijn in verband met mogelijke embryotoxische effecten. Andere benzimidazolen welke embryotoxische en/of teratogene effecten zouden kunnen veroorzaken in doseringen hoger dan de aanbevolen dosis zijn febantel, albendazol, cambendazol, mebendazol, oxfendazol en oxibendazol, parbendazol. Luxabendazol is niet mutageen of terratogeen.
Albendazol kan beenmergschade veroorzaken in honden en katten. Albendazol en fenbendazol kunnen toische effeten geven in vogels. In hoge dosering veroorzaakt thiabendazol bij gevogelte (kip, fazant en patrijs) daling van de eiproductie en verminderde vruchtbaarheid. Fenbendazol toegepast bij duiven tijdens de rui kan veerbeschadiging veroorzaken.
 
Combinatie met andere anthelmintica:
Benzimidazolen worden ook wel met andere anthelmintica gecombineerd met het oogmerk het spectrum te verbreden of minder gevoelige wormen meer effectief te kunnen bestrijden. Dit geldt o.a. voor combinaties van oxibendazol met niclosamide, mebendazol en closantel, febantel met praziquantel en pyrantel(emboaat).

TRICLABENDAZOL
Triclabendazol is een benzimidazol; het bezit echter - in tegenstelling tot de andere benzimidazolen met werkzaamheid tegen trematoden - een smal werkingsspectrum.
 
Werkingsmechanisme en spectrum:
In tegenstelling tot de andere benzimidzolen is triclabendazol zeer goed werkzaam tegen zowel jonge migrerende als volwassen stadia van Fasciola hepatica en F. gigantica in het leverweefsel. Fascioloides magna en Paragonimus spp zijn ook gevoelig, maar Dicrocoelium dentriticum, Paramphistomum spp en Schistosoma mansoni echter niet. Hoewel triclabendazol waarschijnlijk evenals de andere benzimidazolen aangrijpt op tubulinen, is het niet bekend waarom het geen werkzaamheid heeft tegen nematoden en cestoden.
 
Farmacokinetiek:
Vanuit het maagdarmkanaal van rund en schaap wordt triclabendazol goed geabsorbeerd. In de lever wordt het onder meer omgezet tot de actieve metaboliet triclabendazolsulfoxide en triclabendazolsulfon. In het bloed is triclabendazol in sterke mate aan plasma-eiwitten gebonden (meer dan 99%) en blijft lang aanwezig in het bloed: de eliminatiehalfwaardetijd bedraagt ± 1 dag. Van de toegediende dosis wordt ± 40% uitgescheiden met de gal; excretie vindt ook plaats met de melk (toediening aan lacterende dieren waarvan de melk wordt gebruikt voor humane consumptie is niet toegestaan). Triclabendazol is het middel van eerste keuze bij de behandeling van acute distomatose van het schaap en de geit, tenzij er resistentie is aangetoond.
 
Dosering:
De eenmalige orale dosering volgens bijsluiter bedraagt voor het schaap 10 mg/kg en rund 12 mg/kg. Voor paarden en ezels wordt het aanbevolen in een orale dosering van 12 mg/kg en voor de geit 15 mg/kg. Niet toedienen aan dieren die melk produceren voor de humane consumptie.
 
Triclabendazol wordt wel gecombineerd met levamisol of moxidectine toegediend met het oogmerk het spectrum te verbreden (long- en maagdarmnematoden plus Fasciola species).
 
Toxiciteit:
De therapeutische index van triclabendazol is ruim (een factor 15 - 20). Toediening aan drachtige dieren is toegestaan, maar mogelijk is triclabendazol embryotisch.

QP52AE Imidazothiazolen
Hiertoe behoren tetramisol, levamisol en butamisol, basen die toepassing vinden in de vorm van hydrochloride (bevat 85% van de base) en acetaat (bevat 77% van de base). Deze wit kristallijne verbindingen lossen goed op in water.
Tetramisol is een racemisch mengsel van levamisol en dexamisol; deze laatste stof bezit een geringe anthelmintische werking maar is wel toxisch. Levamisol heeft de anthelmintische werking.
 
Werking en werkingsspectrum:
Levamisol paralyseert gevoelige helminthen door het activeren van de nicotinerge acetylcholine (nAchR) receptoren: een sterke Na+ en Ca2+ influx veroorzaakt depolarisatie van de celmembraan en daarmee contracties van de somatische spieren die overgaan in spastische paralyse. NAch-receptoren bestaan uit meerdere subunits en er zijn meerdere subtypes van de nAch-receptoren aangetoond. Levamisol is een agonist van de zogenaamde L-type nAchR.
 
Het spectrum van levamisol omvat volwassen en onvolwassen stadia van maagdarmnematoden en longwormen, zoals Dictyocaulus, Metastrongylus, Toxocara, Ascaridia, Ancylostoma, Capillaria, Ostertagia, Oesophagostomum en Trichostrongylus spp.. Niet ovicide, cestoden en trematoden zijn niet gevoelig.

Farmacokinetiek:
Levamisol wordt goed en snel geabsorbeerd in het bloed bij alle toedieningsvormen: per injectie, oraal en dermaal (spot-on).In de lever wordt levamisol in sterke mate gemetaboliseerd, waarbij vijf verschillende metabolieten ontstaan die grotendeels met de urine  en deels via de feces worden uitgescheiden. Levamisol heeft een redelijk korte halfwaardetijd (4-6 uur). Levamisol heeft in geiten een kortere halfwaardetijd dan in schapen. Voor de therapeutische effectiviteit is de hoogte van de weefselconcentraties belangrijker dan de duur van de therapie (concentratie-afhankelijk effect). Bij lacterende dieren wordt levamisol ook uitgescheiden met de melk; bij leggend pluimvee ook met de eieren (residuen tot 7 dagen na toediening). Levamisol verspreid zich snel in de weefsels en in het bronchusslijm; vanuit het bloed vindt ook transport plaats naar de voormageninhoud en de darmen.
 
Dosering:
Voor toepassing als orale of parenterale (s.c.) formulering bij rund en schaap is de adviesdosering 7,5 mg/kg lichaamsgewicht.
Bij pour on-formuleringen (rund) is de geadviseerde dosering 10 mg/kg. Varken i.m. 5 mg/kg eenmalig en oraal (pellets of drinkwatermedicatie) 10 mg/kg eenmalig. Volgens bijsluiter is de adviesdosering voor hond en kat 6,2 mg/kg oraal, andere adviesdoseringen zijn afhankelijk van wormsoort en betreffen hogere doses en/of langere therapieduur. Levamisol kan therapeutisch gezien ook worden toegepast bij andere diersoorten via de orale of parenterale route.
Niet voor gebruik bij dieren die melk of eieren voor menselijke consumptie produceren
 
Toxiciteit:
Na parenterale toediening (s.c., i.m.) veroorzaken tetramisol en levamisol lokale irritatie (zwelling) op de injectieplaats.
De therapeutische index van levamisol is beperkt (2-3).
Intoxicatieverschijnselen zijn het gevolg van een parasympatische stimulatie (interactie van levamisol met cholinerge receptoren in autonome ganglia en de motorische eindplaatjes in skeletspieren): convulsies, depressie van het centraal zenuwstelsel en asphyxie . Ook de bijwerkingen zijn grotendeels het gevolg van parasympatische stimulatie: onrust, speekselen, miosis, bradycardie, koliek, diarree, braken, tremoren en clonische krampen.
Levamisol is niet embryotoxisch of teratogeen en kan gebruikt worden bij drachtige dieren.
 
Levamisol wordt wel gecombineerd met niclosamide (hond en kat) of triclabendazol (schaap), met het oogmerk het spectrum te verbreden (nematoden en cestoden resp. nematoden en trematoden). Op toxicologische gronden moeten combinaties van levamisol met pyrantel, morantel of organische fosforzure esters (organofosfaten en carbamaten) worden ontraden.

QP52AF Tetrahydropyrimidinen
Hiertoe behoren pyrantel, oxantel en morantel. Dit zijn basen die in de vorm van tartraat (bevatten ca. 55% van de basen) en pamoaat (ook embonaat genoemd) toegepast worden. Pyrantelpamoaat bevat 34,7% van de base (pyrantel) en oxantelpamoaat bevat 35,8% van de base. De tartraatverbindingen zijn in tegenstelling tot de pamoaatvorm, goed in water oplosbare, wit kristallijne verbindingen. In deze vorm zijn ze echter minder stabiel (isomerisatie onder invloed van UV-licht) en worden ze sneller door de darm geabsorbeerd. Oxantel, pyrantel- en moranteltartraat zijn niet in Nederland beschikbaar. De hier toegelaten diergeneesmiddelen bevatten de pamoaat(embonaat)verbindingen van pyrantel met als doeldieren hond, kat en paard. Deze worden beperkt geabsorbeerd door het maagdarmkanaal en hebben daarmee een lage orale biologische beschikbaarheid waardoor de effectiviteit tegen intestinale nematoden (hoge intestinale concentraties) en de veiligheid (lage systemische bootstelling) verbetert.
 
Werking en werkingsspectrum:
Het werkingsmechanimse van de tetrahydropyrimidinen is hetzelfde als de imidazothiazolen, het zijn nACh-Receptor agonisten. Ze gaan een interactie aan met de cholinerge receptoren (nAChR) in de gevoelige helminten, waardoor een toestand van blijvende depolarisatie en daardoor verlamming ontstaat. Pyrantel heeft vooral affiniteit tot de L-type nAChR en oxantel heeft affiniteit tot de N-type nAChR.
 
Het werkingsspectrum is smal: gevoelig zijn volwassen maagdarmnematoden (intestinale stadia) zoals strongyliden, trichostrongyliden, ascariden (Toxocara, T. Leonina, A.suum, P. equorum), haakwormen (zoals Ancylostoma caninum en Uncinaria stenocephala) en in variabele mate oxyuriden (o.m. Str. Vulgaris, Oesophagostomum spp., Cyathostomum, Oxyuris equi). Strongyloides spp. zijn nauwelijks gevoelig. Zweepwormen (Trichuris) zijn nauwelijks gevoelig voor pyrantel en morantel, maar zijn wel goed gevoelig voor oxantel.
Oxantel heeft echter een beperkter werkingsspectrum tegen nematoden. Longwormen en larvale stadia van nematoden in de weefsels zijn in vitro wel gevoelig, maar in vivo worden de weefsels niet bereikt door een slechte biologische beschikbaarheid en een groot first pass-effect in de lever.
Het spectrum van morantel omvat (voornamelijk volwassen stadia van) gastro-intestinale nematoden en daarnaast lintworm bij het paard. Pyrantel heeft ook effectiviteit tegen lintwormen bij het paard (A. pefoliata) bij een verdubbeling van de dosering.
 
Farmacokinetiek:.
Vanuit het maagdarmkanaal worden pyranteltartraat en moranteltartraat onvolledig geabsorbeerd met maximale bloedspiegels na 1-3 uur (varken/hond) en 4-6 uur (rund/schaap) respectievelijk. De biologische beschikbaarheid van het in waterig milieu slecht oplosbare pyrantelpamoaat is slecht. In de lever worden ze in sterke mate omgezet waarbij diverse metabolieten ontstaan.
 
Dosering:
De tetrahydropyrimidinen worden oraal toegediend. Pyrantelpamoaat: 19 mg/kg bij het paard (verdubbeling van de dosering bij behandeling van lintwormen), 14,5 mg/kg bij de hond en 57,7 mg/kg bij de kat. Het betreffen eenmalige toedieningen die herhaald kunnen worden na 2 -3 weken. De hier gegeven doses betreffen de hoeveelheid pyrantelpamoaat, de hoeveelheid pyrantel is 34,7% van deze doseringen. Pyrantel mag toegediend worden aan paarden voor de humane consumptie, echter niet aan andere voedselproducerende dieren (geen MRL vastgesteld). De formuleringen bestaan merendeels uit combinatiepreparaten met praziquantel (cestoden) en deels ook met febantel.
Pyranteltartraat wordt voor orale toepassing geadviseerd in doseringen die variëren van 25 mg/kg (herkauwers, varken) tot 60 mg/kg (pluimvee). Oxantelembonaat wordt geadviseerd in een dosering van 55,9 mg/kg (dit is gelijk aan 20 mg oxantel per kg lichaamsgewicht) voor honden. Moranteltartraat wordt voornamelijk toegepast in de vorm van slow release-boli bij het rund (geven gedurende 90 dagen ca. 130-150 mg werkzame stof per dag af).
 
Toxiciteit:
Door de slechte orale biologische beschikbaarheid hebben pyrantelpamoaat en vooral morantelpamoaat een ruime therapeutische index (resp. meer dan 4 en meer dan 20). De therapeutische index van oxantelembonaat in honden is ongeveer 15.
Er zijn geen aanwijzingen dat moranteltartraat en pyrantelpamoaat teratogene of foetotoxische effecten hebben en kunnen bij drachtige dieren worden toegepast in de aanbevolen doseringen. Indien mogelijk kan enige terughoudend worden betracht tijdens de embryonale fase omdat van pyrantelpamoaat een toegenomen resorptie bij konijnen is waargenomen.
In toxische doseringen veroorzaken tetrahydropyrimidinen speekselen, spierfibrillaties, tachypneu, dyspneu, ataxie, tremoren en convulsies (depolariserend op autonome ganglia en motorische eindplaatjes in skeletspieren).
 
Contra-indicaties:
Voorzichtigheid is geboden bij ernstige leverpatiënten. Op toxicologische gronden moeten combinaties van pyrantel/morantel met levamisol of organische fosforzure esters worden ontraden. Het gelijktijdig toedienen van piperazine en tetrahydropyrimidinen kan resulteren in verminderde effectiviteit vanwege antagonistische effecten.
In de bijsluiters komen de volgende meldingen nog voor: niet voor gebruik bij honden die minder wegen dan 1 of 2 kg. Het middel wordt aanbevolen voor directe orale toediening bij paarden, pony’s en veulens ouder dan 4 weken.
Niet gebruiken bij kittens jonger dan 6 weken.
Niet gebruiken bij dieren met een bekende overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of één van de hulpstoffen.
 
QP52AG Fenol derivaten, incl. salicylaniliden
Tot de salicylaniliden behoren onder meer closantel, oxyclozanide, rafoxanide en niclosamide; tot de fenolen onder meer nitroxynil en niclofolan. In Nederland is slechts closantel toegelaten en wel voor schapen.
 
Werkingsmechanisme, spectrum:
Het werkingsmechanisme van deze lipofiele, in water slecht oplosbare verbindingen berust op ontkoppeling van de oxidatieve fosforyleringsprocessen in de mitochondriën, waardoor een ATP-tekort ontstaat. Daarnaast heeft closantel ook negatieve effecten op de pH-homeostase en paralytische effecten.
Salicylaniliden zijn werkzaam tegen trematoden (closantel, rafoxanide, oxyclozanide) of cestoden (niclosamide). Closantel en rafoxanide zijn werkzaam tegen laat onvolwassen (vanaf 5 weken) en volwassen Fasciola spp., oxyclozanide heeft vooral werkzaamheid tegen de volwassen trematoden (ook paramphistomum sp.). Closantel en rafoxanide zijn daarnaast ook werkzaam tegen: volwassen bloedzuigende nematoden zoals Haemonchus contortus, Oesophagostomum spp., Bunostomum spp. en Ostertagia spp. in runderen en schapen en de invasieve larvale stadia van Hypoderma en Oestrus ovis. Ook is werkzaamheid aangetoond van closantel tegen haakwormen in honden (Ancylostoma caninum) en andere ectoparasieten (teken en mijten).
 
Farmacokinetiek:
Bij herkauwers (rund, schaap) worden rafoxanide en closantel na orale toediening zeer geleidelijk uit het maagdarmkanaal geresorbeerd (maximale bloedspiegels na 24-48 uur bij resp. schaap en rund; biologische beschikbaarheid is ca. 50%). In de lever worden ze beperkt omgezet. De plasma-eiwitbinding is meer dan 99%. De eliminatie verloopt traag (t½ rafoxanide 7 dagen,  voorclosantel bij rund en schaap 2 tot 4 weken) en wel voornamelijk met de gal en feces (90% in onveranderde vorm). Vanwege deze lange halfwaardetijd heeft Closantel een zogenaamd residueel effect: het beschermt gedurende meerdere weken tegen re-infestatie (dit geldt ook voor rafoxanide). Excretie met de melk vindt plaats, doch is kwantitatief gezien van geringe betekenis (toediening aan dieren die melk voor de humane consumptie produceren is verboden).
Oxyclozanide wordt na orale toediening aan runderen en schapen in beperkte mate geabsorbeerd. De eliminatiehalfwaardetijd is ongeveer 11 uur.
 
De salicylaliniden worden grotendeels onveranderd met de feces uitgescheiden en zijn schadelijk voor mest-etende organismen, hetgeen invloed kan hebben op de mestafbraak. Ook zijn salicylaniliden schadelijk voor vissen en andere voor waterorganismen.
 
Dosering:
De aanbevolen dosering closantel voor runderen, schapen en geiten is 5-15 mg/kg oraal, subcutaan of intramusculair; voor Lucilia cuprina (schaap) 11 mg/kg s.c.. Rafoxanide wordt voor deze diersoorten geadviseerd in een dosering van 7,5-10 mg/kg per os. De aanbevolen dosering oxyclozanide is 10-15 mg/kg oraak voor runderen en schapen. Closantel ,rafoxanide en oxyclozanide zijn niet toegelaten voor gebruik bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren.
 
Toxiciteit:
Closantel en rafoxanide hebben een vrij ruime therapeutische index (closantel 4 voor het schaap en 8 voor het rund; rafoxanide 6 voor het schaap). In toxische dosering veroorzaken ze indigestieverschijnselen, hyperpneu, zweten, hyperthermie, spierzwakte, tremoren, convulsies en na de dood een snel intredende rigor mortis.
Closantel kan op elk gewenst moment tijdens de dracht worden gebruikt. Ook bij rammen kan het op elk gewenst moment worden gebruikt, met inbegrip van het dekseizoen. De veiligheid van het diergeneesmiddel voor gebruik tijdens de lactatie is niet bewezen. Oxyclozanide kan tijdens de dracht of lactatie worden gebruikt.

NICLOSAMIDE
Niclosamide is een geelwit, smaak- en reukloos kristallijn poeder, dat vrijwel onoplosbaar is in water en chemisch behoort tot de salicylaniliden. Het wordt in Nederland toegepast in de behandeling van intestinale infecties met lintwormen bij honden en katten. Het kan therapeutisch gezien gebruikt worden bij andere diersoorten en heeft ook werkzaamheid in hogere doseringen tegen pensbotten (Paramphistomum spp) in herkwauwers.
 
Werking en werkingsspectrum:
Het werkingsmechanisme bij gevoelige cestoden berust op interactie met de mitochondriale fosforyleringsprocessen, waardoor een ATP-tekort ontstaat. Niclosamide heeft een cesticide doch geen ovicide werking; tegen cysticercose is het niet werkzaam. Goed gevoelig zijn Taenia spp. (hond, kat en nerts), Hymenolepis spp. (knaagdieren), Moniezia spp.(herkauwers), Anoplocephala spp.(paard) en Raillietina spp.(vogels). Minder gevoelig is Dipylidium caninum; vrij ongevoelig is Echinococcus granulosus (hond).
 
Farmacokinetiek:
Vanuit het maagdarmkanaal wordt niclosamide vrijwel niet geresorbeerd. De in de lever gevormde metabolieten worden met de urine uitgescheiden. Enige activiteitsafname door afbraak in de voormagen (nitroreductie) lijkt voor de hand te liggen.
 
Dosering:
De geadviseerde, eenmalige, orale dosering van niclosamide bedraagt voor hond en kat 100-150 mg/kg. Geadviseerde doseringen voorandere diersoorten: herkauwers 50-70 mg/kg, paard 200-300 mg/kg, konijn 100 mg/kg, apen en reptielen 165 mg/kg, pluimvee 100-200 mg/kg en voor muizen en ratten 0,33% van het voeder gedurende 7 dagen. Niclosamide is niet toegestaan voor gebruik bij voedselproducerende dieren.
 
Toxiciteit:
Niclosamide bezit door zijn slechte opname vanuit het maagdarmkanaal een ruime therapeutische breedte (meer dan 20). Na therapeutische doseringen veroorzaakt het incidenteel braken; bij overdosering diarree. Niclosamide kan gebruikt worden bij drachtige dieren, bij lacterende dieren wordt niclosamide ontraden. Niclosamide wordt voornamelijk gecombineerd gegeven met oxibendazol, piperazine, pyrantel of levamisol met het oogmerk in een behandeling zowel cestoden als nematoden te bestrijden.

QP52AH Piperazine en derivaten
PIPERAZINE
Piperazine is een hygroscopische, sterk basische stof. Vanwege de slechte wateroplosbaarheid bevatten de formuleringen zoutvormen: citraat, adipaat, hexahydraat en sulfaat die goed oplosbaar zijn in water (pH van de oplossingen 5-6,5; citraatoplossingen zijn bitter). De vrije base is de actieve stof, de citraatzout bevat 35% vrije base en adipaatzout 37%.
 
Werking en werkingsspectrum:
Piperazine is een selectieve agonist van de gamma-GABA receptoren waardoor na activatie hyperpolarisatie van de membranen van spiercellen van de gevoelige nematoden optreedt door opening van de CL--kanalen, uiteindelijk leidend tot paralyse. Het werkingsspectrum is smal: met name gastrointestinale ascariden en Oesophagustomum spp (“nodular worms”). Minder gevoelig zijn oxyuriden en Trichonema. Piperazine is niet werkzaam tegen longwormen en larvale stadia van ascariden.
 
Farmacokinetiek:
Vanuit het maagdarmkanaal wordt piperazine goed geresorbeerd met maximale bloedspiegels na ±2 uur (bij monogastrische species). In de lever wordt piperazine grotendeels gemetaboliseerd; de excretie van onveranderd piperazine verloopt voornamelijk via de nieren. Overige gegevens zijn niet bekend. Bij leggend pluimvee wordt het met de eieren uitgescheiden (residuen tot 17 dagen na toepassing).
 
Dosering:
De orale dosering voor kat is 180 mg piperazineadipaat of 200 mg piperazinecitraat en voor de hond 225 mg/kg piperazineadipaat en 200 mg/kg piperazinecitraat.
Doseringsadviezen voor andere diersoorten (rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden) varieren van 110 tot 300 mg van de base ter behandeling van infecties met maagdarmnematoden. Deze zijn niet in Nederland als doeldieren geregistreerd. Herhaling van de therapie kan gewenst zijn omdat niet alle (geïnhibeerde) larvale stadia bestreden worden.
 
Toxiciteit:
Piperazine bezit een redelijke tot ruime therapeutische index (kat 3, varken 4, hond 10 (puppies zijn wel gevoeliger), paard en herkauwers 6 en pluimvee 15). Voorzichtigheid is geboden bij lever- en nierpatiënten. In toxische doseringen veroorzaakt piperazine onrust, ataxie, tremoren, apathie en verlamming (neuromusculaire blokkade).
Piperazine kan bij drachtige dieren gebruikt worden. Combinatiepreparaten met niclosamide (cestoden) zijn verkrijgbaar. Niet gebruiken in combinaties met organische fosforzure esters, pyrantel of morantel.


QP52AX Anthelmintica: overig
NITROSCANAAT
Nitroscanaat is een thiocyanaat; het werkingsmechanisme bij gevoelige helminten berust waarschijnlijk op interferentie met fosforyleringsprocessen in de mitochondriën, resulterend in een biocide effect. Vanuit het maagdarmkanaal wordt nitroscanaat vrijwel niet geresorbeerd. Het is daardoor alleen werkzaam tegen maagdarmnematoden (Toxocara canis, T.leonina, Ancylostoma caninum en braziliense, Uncinaria stenocephalis, Strongyloides stercoralis) en cestoden (Dipylidium caninum, Taenia spp.). Echinococcus granulosus is wat minder gevoelig voor nitroscanaat. Resistente stammen zijn tot op heden niet beschreven.
 
Dosering:
Nitroscanaat vindt in gemicroniseerde vorm alleen toepassing bij de hond, waarbij het aanbevolen wordt in een dosering van 50 mg per kg lichaamsgewicht (eventueel op de nuchtere maag te geven); bij Echinococcus granulosus-infecties: 2 keer 100 mg per kg lichaamsgewicht met een interval van 2 dagen.
 
Bijwerkingen en contra-indicaties:
Als ongewenste neveneffecten kunnen gastro-intestinale storingen optreden in de vorm van anorexie, braken (10-20% van de gevallen) en diarree. Door de slechte resorptie vanuit het maagdarmkanaal bezit nitroscanaat bij de hond een ruime therapeutische index (20-40). Leverinsufficiëntie is mogelijk een contra-indicatie. Kan tijdens de dracht en/of lactatie worden gebruikt.

MONEPANTEL
Monepantel wordt toegediend als een orale oplossing voor de behandeling en controle van gastro-intestinale nematoden in schapen. Hoewel MRL-waarden zijn vastgesteld voor rundvee (met uitzondering van melk) en geiten zijn deze niet als doeldieren inbegrepen.
 
Werkingsmechanisme en spectrum:
Vergelijkbaar met imidazothiazolen en de tetrahydropyrimidinen veroorzaakt het spastische paralyse van nematoden, maar heeft het vooral affiniteit tot een ander subtype nAChR (DEG-3/DES-2). De doelstructuur is de nematode specifieke nicotine acetylcholine receptor subeenheid hco-MPTL-1. De toxiciteit voor zoogdieren is hierdoor geringer dan de andere nAChR-agonisten en monepantel kan ook effectief zijn wanneer nematoden resistent zijn voor imidazothiazolen en tetrahydropyrimiden.
Het werkingsspectrum omvat het vierde larvale stadium en volwassen stadia van de meest belangrijke gastro-intestinale nematoden in schapen en geiten.
 
Farmacokinetiek
Monepantel is een sterk lypofiele stof en bereikt hoge concentraties in het maagdarmkanaal (inclusief voormagen) gedurende 2 – 3 dagen. Na gastro-intestinale absorptie wordt monepantel in het lichaam snel gemetaboliseerd en grotendeels omgezet in de farmacologisch actieve sulfon metaboliet die overigens ook in het maagdarmkanaal (en voormagen) wordt uitgescheiden. De bloedplasmaconcentraties van monepantel en metaboliet zijn echter niet hoog genoeg om bij de aanbevolen dosering een goede effectiviteit te hebben tegen nematoden in andere weefsels. Relatief hoge concentraties monepantel sulfon worden in de melk uitgescheiden.
 
Dosering:
De dosering is 2,5 mg/kg lichaamsgewicht p.o. monepantel als enkelvoudige behandeling.

Toxiciteit:
Na een 10-voudige overdosering zijn geen bijwerkingen gezien. De veiligheid is niet verzekerd bij schapen die minder dan 10 kg wegen of jonger zijn dan 2 weken.
Monepantel kan worden gebruikt bij fokschapen, inclusief drachtige en lacterende ooien. Monepantel is niet toegestaan voor gebruik bij ooien die melk produceren voor de humane consumptie.

EMODEPSIDE EN TOLTRAZURIL
Depsipeptiden representeren een nieuwe groep van antiparasitaire middelen, die m.b.t. het werkingsmechanisme met geen andere groep vergelijkbaar zijn. In 2005 werd emodepside als eerste middel uit deze groep geregistreerd voor gebruik bij honden en katten en is werkzaam tegen nematoden (incl. haakwormen).
 
Werking en werkingspectrum:
Emodepside is een semi-synthetisch derivaat van PF1022A, afkomstig uit de chemische klasse van cyclische octadepsipeptiden. Emodepside stimuleert de presynaptische Latrophiline receptoren op de neuromusculaire overgang in de pharynx en somatische spieren van gevoelige nematoden, resulterend in paralyse en sterfte. Emodepside is daarnaast ook een agonist van een Ca2+-geactiveerd K+ kanaal, SLO-1, op neuromusculaire overgangen van deze spieren. Emodepside is effectief werkzaam tegen diverse volwassen en larvale stadia van gastro-intestinale nematoden (incl. haakwormen) en longwormen.
 
Farmacokinetiek:
Emodepside is geregistreerd voor topicale toediening (spot-on, in een combinatiepreparaat met praziquantel(tegen cestoden) voor katten en voor orale toediening met praziquantel of met toltrazuril (tegen coccidiën) voor honden.
Na toediening van het topicale product aan katten werden de maximumconcentraties bereikt 3,2 ± 2,7 dagen na toediening voor emodepside. Beide werkzame stoffen worden traag uit het serum geëlimineerd (t1/2 = 9,2 ± 3,9 dagen voor emodepside), de reden voor de trage eliminatie is waarschijnlijk herverdeling vanuit het vet.
Na orale toediening van emodepside aan honden worden 2 uur na toediening maximale concentraties in het bloed bereikt. Voer verhoogt de orale biologische beschikbaarheid waarbij bijna een verdubbeling van de plasma-concentraties werden gevonden. Emodepside is sterk gebonden aan plasma-eiwitten. Beide stoffen worden uit het serum geëlimineerd met een halfwaardetijd van 1,4 tot 2,5 uur. De halfwaardetijd van emodepside in combinatie met toltrazuril is echter langer (ca 10 uur).
Na orale toediening bij ratten wordt emodepside naar alle organen gedistribueerd. De hoogste concentraties worden teruggevonden in het vetweefsel. Onveranderd emodepside en de gehydroxyleerde metabolieten zijn de voornaamste excretieproducten en worden bijna volledig met de feces uitgescheiden. Biotransformatie en excretie-route van emodepside werden niet onderzocht bij katten en honden.
 
Dosering:
Emodepside wordt geadviseerd in een minimale dosering voor de hond van 1 mg/kg oraal en eenmalig aan nuchtere honden. De minimale adviesdosering voor de kat is 3 mg/kg (tot maximaal 15 mg/kg) topicaal eenmalig. Voor de indicatie longworm bij de kat wordt geadviseerd de therapie na 2 weken te herhalen.
De adviesdosering voor emodepside in het combinatiepreparaat met toltrazuril is 0,45 mg/kg eenmalig oraal toe te dienen aan honden (gevoerd of nuchter).
 
Toxiciteit:
Spijsverteringsstoornissen of neurologische stoornissen komen zeer zelden voor, vnl. bij toediening aan niet-nuchtere dieren. Neurologische stoornissen zijn erger bij collies en andere rassen met mdr1-mutatie (-/-). Lichte tremoren en ataxie, die van voorbijgaande aard waren, werden vooral waargenomen bij pups jonger dan 12 weken. Een overdosering van 3-5 keer de minimale dosering aan pups die voer hebben gegeten rondom de orale toediening geeft vaker en ernstiger bijwerkingen.
Na topicale overdosering (10x bij volwassen katten en 5x bij kittens) kunnen, waarschijnlijk ten gevolge orale opname van emodepside, in zeer zeldzame gevallen speekselen, braken en tremoren waargenomen worden welke van voorbijgaande aard zijn.
Emodepside niet toedienen aan honden jonger dan 12 weken of aan dieren die lichter wegen dan 1 kg. Niet toedienen aan kittens die jonger zijn dan 8 weken of die lichter wegen dan 0,5 kg.
emodepside mag gebruikt worden tijdens dracht en lactatie.

Omdat emodepside een P-glycoproteïnesubstraat is, zouden interacties met andere stoffen die als substraat of inhibitor voor het P-glycoproteïne fungeren, kunnen voorkomen: bv. ivermectine en andere macrocyclische lactonen, erythromycine, prednisolon en cyclosporine. In hoeverre deze interacties klinisch relevant zijn is niet bekend.

CLORSULON
Voor clorsulon is geen vermelding in de ATCvet index. Clorsulon is een aminobenzeendisulfonamide; het kan zowel oraal als parenteraal (s.c.) worden toegediend.
 
Werkingsmechanisme:
Het werkingsmechanisme bij Fasciola species berust op interferentie met de glycolyse (het remt fosfoglyceraatkinase en fosfoglyceromutase). In therapeutische dosering werkt clorsulon trematocide bij vooral volwassen leverbotten; het spectrum omvat F. hepatica en F. gigantica en Fascioloides magna.
 
Farmacokinetiek:
Vanuit het maagdarmkanaal van rund en schaap wordt clorsulon redelijk goed geresorbeerd (de orale biologische beschikbaarheid bij geit en schaap bedraagt 55-60%); in het bloed is het voor 25% aan erytrocyten gebonden waarmee het wordt opgenomen door de leverbot. Geiten scheiden clorsulon sneller uit dan schapen (kortere halfwaardetijd). Na s.c. toediening bij het rund is de t½ 30 uur. Het wordt onder meer met de melk uitgescheiden.
 
Dosering:
bij subcutane injectie: 2 mg/kg voor rund en schaap. Een dosering van 4 – 8 mg/kg s.c. geeft ook effectiviteit tegen juveniele F. hepatica vanaf 8 weken oud. Een eenmalige orale dosering van clorsulon (niet in NL/EU beschikbaar, alleen een bolus van 120 mg is in Roemenië toegelaten) bedraagt voor rund en schaap 7 mg/kg (ook effectief tegen 8 weken oude botjes). Voor geiten is een orale dosering van 7 mg/kg nodig tegen de volwassen stadia. Voor de behandeling van Fascioloides magna is 21 mg/kg oraal effectief in schapen en rundvee. Een dagelijkse dosis van 7 mg/kg gedurende 5 dagen is effectief in de behandeling van infecties met F gigantica in rundvee.
Clorsulon vindt toepassing in een formulering voor subcutane toepassing in combinatie met ivermectine met het oogmerk het spectrum te verbreden (long- en maagdarmnematoden, trematoden, horzellarven, bloedzuigende luizen, teken en mijten). Toepassing bij melkproducerende dieren is daardoor niet toegestaan.
 
Toxiciteit:
De therapeutische index is ruim (een factor 20).

DERQUANTEL
Voor derquantel is geen vermelding in de ATCvet index. Derquantel wordt gebruikt bij schapen als een orale toepassing in combinatie met abamectine.
 
Werkingsmechanisme en spectrum:
Derquantel veroorzaakt paralyse van nematoden als antagonist van AchN-receptoren. Maagdarmnematoden zijn gevoelig, vooral Haemonchus contortus, Trichostrongylus colubriformis and Nematodirus spp.. De effectiviteit tegen Teladorsagia (Ostertagia) circumcincta is minder dan 95%.
 
Farmacokinetiek:
De biologische beschikbaarheid bij schapen na orale toediening is ongeveer 56% en maximale plasmaconcentraties (ca. 100 ng/ml) worden na 3-4 uur bereikt. Derquantel verspreidt zich goed over het lichaam. Derquantel wordt in hoge mate omgezet in vele metabolieten. De plasmahalfwaardetijd is ongeveer 9 uur en uitscheiding gebeurt vooral via de feces.
 
Dosering
schaap: 2 mg/kg lichaamsgewicht oraal. De therapeutische index is 4.5. Derquantel kan gebruikt worden tijdens de dracht. Paarden zijn zeer gevoelig voor toxische effecten van Derquantel.
 
Derquantel is niet geregistreerd in Nederland als diergeneesmiddel en mag niet gebruikt worden bij dieren die melk voor humane consumptie produceren.

Voor alle producten in deze klasse, klik hier.