QC Cardiovasculaire systeem > QC09 Middelen met effect op het renine-angiotensine aldosteron systeem > QC09A ACE-remmers

QC09A ACE-remmers
Voor veterinair gebruik zijn enalapril, benazepril en ramipril geregistreerd. Deze ACE-remmers zijn ook in de humane geneeskunde geregistreerd. Enalapril, benazepril en ramipril zijn allen pro-drugs: pas na hydrolyse in de lever tot respectievelijk enalaprilaat, benazeprilaat en ramiprilaat kan werking optreden.

Werkingsmechanisme:
Het lichaam beschikt over een aantal fysiologische compensatiemechanismen om de bloeddruk op peil te houden. Eén van deze mechanismen wordt gevormd door het RAAS (Renine Angiotensine Aldosteron Systeem). Bij verminderde nierperfusie (in geval van bijvoorbeeld hartfalen) wordt door de juxta-glomerulaire cellen van de nier renine afgescheiden. Dit renine is een proteolytisch enzym. Het zet het in de lever gesynthetiseerde angiotensinogeen om in angiotensine I. Angiotensine I is niet biologisch actief maar kan door het angiotensine converting enzyme (ACE) omgezet worden in angiotensine II. Angiotensine II heeft zowel een direct als indirect effect op de bloeddruk. Angiotensine II werkt als sterk werkzame vasoconstrictor (directe effect), waardoor bloeddrukstijging op kan treden. Indirect stimuleert angiotensine II de afgifte van aldosteron uit de bijnierschors, dat vervolgens leidt tot natrium- en waterretentie en uiteindelijk tot vasoconstrictie (bloeddrukverhoging).
Het werkingsmechanisme van ACE-remmers berust op blokkade van het Angiotensine Converting Enzyme. Hierdoor wordt angiotensine I niet meer omgezet in angiotensine II, waardoor de directe en indirecte effecten van angiotensine II dus niet meer optreden (zie boven). Bij hartfalen wordt vaak een activatie van het Renine Angiotensine Aldosteron Systeem gezien. Doordat de nierperfusie minder wordt, nemen de reninespiegels in het bloed toe, hierdoor ontstaat meer angiotensine I en II. De aldosteronspiegels stijgen vervolgens waardoor vochtretentie en vasoconstrictie optreedt en het hart uiteindelijk nog zwaarder belast wordt. Deze negatieve spiraal kan worden doorbroken door toediening van een ACE-remmer.
ACE-remmers kunnen evt. in combinatie met digoxine of fosfodiësterase III remmers toegepast bij hartfalen (mitralisinsufficiëntie of cardiomyopathie). Bij deze patiënten bestaat het primaire effect van ACE-remmers dus uit vermindering van de vochtretentie; de indirect vasodilaterende werking (vermindering van de vasoconstrictie) ondersteunt dit effect.
 
Bijwerkingen: Indien de patiënt reeds diuretica gebruikt en er wordt aan de therapie een ACE-remmer toegevoegd, kan bij aanvang van de therapie sterke bloeddrukdaling (coördinatieproblemen, desoriëntatie en slaperigheid) optreden. Aangeraden wordt dan om een aantal dagen te stoppen met het diureticum of met een lage dosering van de ACE-remmer te beginnen en in drie dagen de dosering geleidelijk te verhogen tot de onderhoudsdosering.

Voor alle producten in deze klasse, klik hier.