QC Cardiovasculaire systeem > QC02 Antihypertensiva > QC02C Anti-adrenerge middelen, perifeer werkzaam

QC02C Anti-adrenerge middelen, perifeer werkzaam
QC02CA Alfa-adrenoreceptor antagonisten
Antihypertensiva zijn onder te verdelen in anti-adrenerge middelen die centraal werken (QC02A) en anti-adrenerge middelen die perifeer werken (QC02C). Onder de laatste groep vallen de alfa-adrenoreceptor antagonisten.
Alfa1-receptoren komen onder andere voor op de bloedvaten. Stimulatie van deze postsynaptische alfa1-adrenoceptoren op de bloedvaten heeft vasoconstrictie tot gevolg en een antagonist werkt dus vasodilaterend. Naarmate de sympaticotonus hoger is, heeft een alfa1-receptorblokker (bijv. prazocine) een sterker vasodilaterend effect. Prazocine heeft een dilaterend effect op zowel de arteriƫn als de venen (perifere weerstand daalt).
Fenoxybenzamine heeft een zeer sterk vasodilaterend effect (irreversibele receptorblokkade).
Hydralazine relaxeert arteriolaire gladde spieren, en heeft minimaal effect op de venen.
Bovengenoemde stoffen worden toegepast bij o.a. myocardfalen en hypertensie.
Fenoxybenzamine blokkeert de alfa1-receptor via irreversibele binding met als gevolg ernstige hypotensie. De toepassing is beperkt tot hoefbevangenheid bij het paard en verhoogde urethrale sfinctertonus bij hond en kat.

Voor alle producten in deze klasse, klik hier.