Laxantia worden vooral als symptomatische therapie toegepast bij obstipatie. Daarnaast worden laxantia ingezet ter voorbereiding van bepaalde onderzoeken / operaties en soms bij intoxicaties. De veterinair gebruikte laxantia worden op grond van hun werkingsmechanisme onderverdeeld in:
- Volumevergrotende middelen: glijmiddelen, zwelmiddelen en osmotische laxantia. Zij vergroten het volume van de darminhoud waardoor ten gevolge van de rekking van de darmwand de peristaltiek toeneemt.
- Directe stimulantia van de peristaltiek: secretagoga.
Glijmiddelen ter bevordering van de passagesnelheid kunnen zowel oraal als rectaal (clysma) toegediend worden. Zij hebben meestal een slijmvliesbeschermend effect en zijn vaak zwak werkzaam.
Paraffine-olie (Parafinum liquidum) wordt bij paarden (en andere dieren) met een obstipatiekoliek oraal en/of rectaal toegediend. Paraffine kan bij reflux of verslikken een ernstige lipoïdpneumonie veroorzaken
Glycerol wordt uitsluitend rectaal (clysma) toegediend. Er wordt een 85% hypertone oplossing gebruikt die na toediening water uit de darminhoud opneemt, deze volumevergroting resulteert in stimulatie van de defaecatiereflex.
Natuurlijke glijmiddelen - mucilaginosa - zoals havermout, rijstepap en lijnzaadpap kunnen in gevallen van chronische obstipatie als dieetmaatregel aanbevolen worden. Tevens werken deze stoffen laxerend door het “binden” van water (zwelmiddelen), dat in het darmlumen aanwezig is, hetgeen leidt tot volumevergroting.
Het moge duidelijk zijn dat de grens tussen “glijmiddel” en “zwelmiddel” niet altijd duidelijk omschreven is maar dat beide eigenschappen in één middel verenigd kunnen zijn.
Zwelmiddelen: Met name vezelpreparaten zoals de genoemde mucilaginosa, geven de faeces meer omvang (bulk), maken deze zachter en moeten met veel water worden ingenomen. Ze worden nogal eens toegepast bij chronische obstipatie. Natuurlijke zwelmiddelen zijn onder andere agar-agar, methylcellulose en carboxymethylcellulose. Plantaardige producten zoals ispaghula (psylliumvezels) hebben naast een volumevergrotende werking, ook een effect als glijmiddel.
Osmotisch werkzame laxantia “trekken” het lichaamsvocht naar het darmlumen toe, waardoor het volume van de darminhoud toeneemt en de peristaltiek gestimuleerd wordt (het gaat dus niet alleen om vocht dat in het darmlumen aanwezig is). Het zijn anorganische zouten van di- of trivalente ionen of meerwaardige alcoholen. Deze verbindingen zijn slecht resorbeerbaar, waardoor via osmose relatief veel water in de darm wordt vastgehouden. Het is dus belangrijk dat deze middelen met veel water worden ingenomen.
Bij enkele verbindingen speelt ook chemische prikkeling en de verlaging van de pH een rol. Voorbeelden van anorganische zouten zijn magnesiumoxide, magnesiumsulfaat, natrium(bi)fosfaat en natriumsulfaat en van meerwaardige (suiker)alcoholen glycerol, mannitol en sorbitol. Ook de disacchariden lactulose en lactitol worden gerekend tot de osmotisch werkzame laxantia. Na afbraak tot onder andere melkzuur en azijnzuur door darmbacteriën wordt via osmose en verlaging van de pH een laxerende werking bewerkstelligd.
Omdat de osmotisch werkzame zouten onaangenaam van smaak zijn, wordt bij een orale toepassing de voorkeur gegeven aan de zoetige suikerderivaten.
Een vergelijkbare werking heeft Na-lauryl-sulfoactaat, dat regelmatig bij honden en katten wordt toegepast, maar ook veelvuldig toepassing vindt bij veulens met een meconium-obstipatie.
Osmotisch werkzame laxantia mogen niet toegepast worden bij gedehydreerde patiënten.
Secretagoga zijn drastisch werkzame laxantia die in de regulatie van de enterale water- en zoutresorptie ingrijpen. Bekende secretagoga zijn ricinusolie en lijnzaadolie. Hun laxerende werking komt tot stand door vrijzetting van ricinolzuur (of linoleenzuur) via in de dunne darm aanwezige (pancreas-)lipasen. Deze vrijgekomen monohydroxyvetzuren stimuleren in de dunne darm de afgifte van de prostaglandinen PGE1 en PGF2a, die zorgen voor de chloride-afhankelijke secretie van water naar het darmlumen. De peristaltiek van de dunne darm neemt toe, terwijl de motiliteit van de dikke darm afneemt. De ontlasting is waterig, het laxerend effect treedt bij honden en katten na ± 2-6 uur op, terwijl bij kalveren en varkens de laxerende werking pas na 12-18 uur intreedt.
Op een directe prikkeling van de darmwand van de dikke darm berust ook het laxerend effect van de groep van contactlaxantia, waaronder de groep van plantaardige antrachinonglycosiden (o.a. senna) en de difenylmethanen (bisacodyl).
Antrachinonen bevorderen de darmpassage door inductie van de peristaltische motiliteit en door stimulatie van de Na+, K+ en Cl- secretie, waardoor ook de wateruitscheiding bevorderd wordt. De selectieve werking van antrachinonen op de passage/peristaltiek van de dikke darm maakt deze groep van laxantia in het bijzonder geschikt voor de toepassing bij (koliek)paarden. Bij herkauwers worden plantaardige antrachinonglycosiden voor een belangrijk deel in de pens geïnactiveerd.
Voor alle producten in deze klasse, klik hier.
|